Interpretatie van de standaard

 

Een opgestelde standaard van een ras is voor een keurmeester de richtlijn bij het keuren.

De standaard geeft het ideale type weer waarnaar gestreefd moet worden.

Elk onderdeel van de kat staat nauwkeurig in de standaard omschreven, met voor elk onderdeel van de kat het maximaal te behalen aantal punten.

Je zou denken dat als alle keurmeesters dezelfde standaard zouden gebruiken, deze ook allemaal in theorie dezelfde beoordeling zouden geven. In de praktijk blijkt dit vaak anders uit te pakken. Keurmeesters zijn geen machines, er spelen altijd ook andere factoren mee die, of we willen of niet, toch de beoordeling iets kunnen beïnvloeden.

Dat betekent niet dat dit bewust gebeurt, maar onbewust kan bijvoorbeeld toch een voorkeur voor een bepaalde kleur of type bij een keurmeester meespelen.

Het ontkennen van deze menselijke factor in de beoordeling is naar mijn mening zinloos. Elke keurmeester die zegt dat hij keurt zonder deze ‘menselijke factor’ mee te laten spelen komt bij mij erg ongeloofwaardig over.

Natuurlijk ga ik ervan uit dat een keurmeester met een goede kennis van het ras en de standaard, in alle oprechtheid de kat keurt. Ik denk in de verhouding 99% standaard/ raskennis 1% menselijke/persoonlijke factor.

 

Ik zal een voorbeeld geven. Bij de selectie voor de Best in Show komt er niet altijd een unanieme beoordeling door de groep keurmeesters die toch allemaal diezelfde standaard gebruiken. Je zou kunnen stellen dat het kwaliteitsverschil dan zo gering is, dat er verschillen in keuze komen. Als een paar katten kwalitatief gelijk zijn, voor welke kies je dan als keurmeester?

Ik denk dat hier dan toch de persoonlijke factor gaat spelen en als gevolg hiervan binnen de groep keurmeesters verdeelde meningen en dus geen unanieme winnaar.

 

Gelukkig maar, het keuren van een kat is geen uitgemaakte zaak waar de winnaar al bij voorbaat bekend is. Geringe verschillen in beoordeling door keurmeesters zorgen juist dat het altijd spannend blijft.

Wat ik wel betreur is dat sommige keurmeesters de punten die genoemd staan in de list of defects amper laten meewegen in de beoordeling, juist omdat deze tolerantie een ras eigenlijk alleen maar schade toebrengt.

Wie wil er bij voorbeeld tegenwoordig nog een Pers of Exotic Shorthair met amper neusgaten, soms zelfs snurkend en snakkend naar adem, of met (ernstige) gebitsafwijkingen?

 

(Dit betreft natuurlijk  niet de gehele groep Perzen en Exotic Shorthair , er zijn ook genoeg serieuze fokkers en keurmeesters die hier wel voldoende aandacht aan besteden. Toch belanden deze katten met de genoemde afwijkingen nog regelmatig op een podium of bij voorbeeld in een blad of op een omslag van een kattenblad. Daardoor ontstaat de indruk dat het hebben van neusgaten een onbelangrijk onderdeel is van de kat. Dergelijke dingen werpen wel een schaduw op een gehele groep.)

 

Toen ik een keer bij een keuring de eigenaar/fokker vertelde dat ik een kat met zo’n erge  onderbeet –de kin stak ongeveer 1cm uit- geen titel kon geven, kreeg ik als antwoord dat hij al dertig jaar fokte en dus zeker wist  dat het geen onderbeet was! Ook waren er al andere keurmeesters die dezekat wel een titel hadden gegeven. Deze exposant eiste vervolgens dat die kat die dag bij nog bij een andere, ‘goede’, keurmeester zou worden gekeurd. Waar de organisatie natuurlijk niet op in is gegaan.

 

Helaas zijn gebitsafwijkingen nog steeds een punt bij de Exotic en de Pers.

In tegenstelling tot de Britten waar er erg veel aandacht is besteed aan een goed gebit en waar men goede resultaten heeft weten te bereiken. Ook al omdat het gebit is beschreven in de rasstandaard.

Als je dat vergelijkt met de Pers en de Exotic zie ik bij de Brit op de show nog maar weinig afwijkingen voor wat het gebit betreft. Als ze er wel zijn, dan is de afwijking vaak zeer gering, echt millimeterwerk.

Bij de Perzen en Exotic is dat zeer wisselend. De ene keer zie je geen enkele gebitsafwijking de andere keer bij wel de helft van alle katten op de keurtafel, in geringe tot erge mate.

Gebitten worden bij Perzen en Exotic eigenlijk alleen gecontroleerd als er gegronde twijfel bestaat over het gebit. Dus niet als regel zoals bij de Brit. Dit betreur ik; het zou bij alle rassen regel moeten zijn vind ik.

Ik persoonlijk heb bij élke Exotic of Pers gegronde twijfel en controleer dus alle katten.

Afwijkingen aan gebit en neusgaten staan beschreven in de List of defects.  De keurmeester heeft dus een middel hier iets tegen te ondernemen maar in de praktijk wordt dit vaak nagelaten. Ik zie dus dikwijls prachtige Perzen op het podium die soms amper nog neusgaten hebben. De keurmeesters zijn dan blijkbaar zo overdonderd geweest door de mooie kat en vacht dat ze niet naar de neusgaten hebben gekeken.

 

Van een leerling-keurmeester kreeg ik kort gelden te horen dat er exposanten diep hadden zitten zuchten omdat ik hun Pers of Exotic die dag zou keuren. Vreemd, als je toch niets te verbergen hebt; of was dat wel het geval? Mogelijk hadden de exposanten er op gerekend dat er niet naar het gebit

en/of de neusgaten zou worden gekeken;  tja dan is dat wel even balen als je zelf eigenlijk wel weet dat het niet helemaal in orde is.!

 

Om op de Britten terug te komen, de meeste hebben momenteel een ‘gezond koppie’.

De koppen zijn niet meer zo kort als soms direct na de infok van Perzen en Exotic, waarbij elke Exotic zonder stop al een Brit kon zijn en waarbij de kittens uit de eerste kruising direct al Brit kwamen te heten. Deze infok is nu –gelukkig- stopgezet omdat dit niet alleen maar positieve zaken in de Brit bracht.

 

De Brit is vandaag aan de dag zeker geen Exotic meer zonder stop. Het streven van sommige fokkers/keurmeesters naar een type met een korte kop zal ongetwijfeld de

 gebitsproblemen die met een korte kop gepaard gaan, in de hand gaan werken. Dit moeten we toch met z’n allen niet willen! Het zou erg jammer zijn, na alle inspanning die gedaan is om een Brit met een goed gebit te fokken.

Het zou mooi zijn als Britten-keurmeesters ook hun bevoegdheid voor de Pers en de Exotic zouden halen. Dit zou zeker op dit punt verbetering in het ras kunnen brengen, omdat het voor Britten-keurmeesters vanzelfsprekend is om gebitten te controleren

 

Ik hoop dat fokkers dus niet achteruit gaan lopen, door terug te willen naar het type Exotic zonder stop. En natuurlijk hoop ik dat ook keurmeesters zo verstandig zijn om niet het type met een korte kop te gaan propageren. Belangrijk is de richting die deze keurmeesters aan gaan geven wat betreft de toekomst van de Brit .

Het gaat dus om de interpretatie van de standaard. Er staat niet ‘het ideale type heeft een zo kort mogelijke kop’.

Britten met een wat kortere kop kunnen mijn inziens prima gebruikt worden in de fok in combinatie met een wat langere kop, zolang dat korte type maar geen streefdoel gaat worden.

 

De Brit is een belangrijk ras geworden en een verkeerde fokrichting kan veel invloed hebben op de populariteit van het ras. Het verlies aan populariteit bij de Perzen is zeker niet alleen te danken geweest aan de PKD, maar ook aan de verandering in het type dat steeds extremer is geworden en waar niet iedereen even gelukkig mee was.

 

Mogelijk is de Brits langhaar een goed alternatief voor mensen die wel een langhaar willen zonder het extreme type.

Ik ben zelf betrokken geweest bij de voorlopige erkenning van de Brits langhaar. Ik heb mooie

dieren gezien die dag. Ook verschillende met een te Perzische vachtstructuur.

De groep die naar mijn mening het beste voldeed aan de voorlopige standaard waren de tabby’s; de kragen waren mogelijk iets minder ontwikkeld maar de vachtstructuur zeker meer ‘Brit’.

 

Wat de kleurmogelijkheden betreft overschaduwt de Brit de Perzen en Exotic Shorthair, zeker sinds de erkenning van het Cinnamon en Fawn. Deze kleuren openen een hele rij nieuwe mogelijkheden. Nu de kleurmogelijkheden zo groot zijn geworden bij de Brit, bepleit ik dan ook het opsplitsen van het rasexamen voor keurmeesters in twee gedeelten.

 

G. de Beer